Een gezond sportklimaat

Wat zou het fantastisch zijn; een vereniging die trots is op haar sporters, trainingen waar sporters met plezier oefenen en zichzelf verbeteren, een coach die echt het beste uit elke sporter wil halen, ongeacht zijn of haar niveau op dit moment. Dat klinkt natuurlijk heerlijk, en al helemaal als ik op dit moment jouw club aan het beschrijven ben. Helaas zijn er nog veel verenigingen in Nederland waar het er niet zo aan toe gaat.
Een gezond en veilig sportklimaat is iets wat we allemaal willen voor onszelf en onze kinderen, maar waar zit dat ‘m precies in? Hoe kunnen we zien of een klimaat gunstig is voor de sporter of niet? De sportwetenschap heeft antwoorden en biedt een blauwdruk voor hoe met elkaar om te gaan.
Als we het hebben over het sportklimaat gaat het niet alleen over het klimaat in het team of de trainingsgroep. Dit gaat veel verder, namelijk ook naar het klimaat die er heerst op de vereniging zelf en uiteraard de persoonlijke leefomgeving en het gezin van de sporter. Er zijn twee soorten klimaat: een leerklimaat en een prestatieklimaat. Deze twee soorten klimaat zijn afgeleid van de mindset die een sporter heeft, maar dus ook die een trainer of club of ouder kan hebben. Wil je weten hoe het precies zit met mindset? Lees dan hier verder.
In een leerklimaat ligt de focus op het leren van vaardigheden en op progressie van het individu. Je vergelijkt je prestaties met eigen prestaties in het verleden en leren staat centraal. Elke sporter is bezig met het verbeteren van vaardigheden, kracht, uithoudingsvermogen, et cetera. Hierbij is het belangrijk dat de sporter fouten mag maken en daar van kan leren. Daarnaast erkent de sporter, het team en de coach dat iedereen eigen talenten heeft en eigen aspecten van de prestaties die minder zijn.
In een resultaatklimaat ligt de focus op beter presteren dan anderen en sporters die het beste zijn krijgen de meeste aandacht. Sporters vergelijken zich met elkaar en er is veel onderlinge competitie. In een resultaatklimaat is het maken van fouten gevaarlijk, daar kun je immers op afgerekend worden. Het uiteindelijke resultaat is het belangrijkste en dit kan ertoe leiden dat de gedachte heerst: “alles mag om te winnen”. Onsportief gedrag, gebruik van verboden middelen en ongezond eetgedrag zijn allemaal gerelateerd aan een resultaatklimaat. Ook kan dit klimaat ertoe leiden dat sporters opgeven als ze denken dat ze toch niet kunnen winnen, of juist altijd te makkelijke tegenstanders kiezen zodat ze zeker weten dat ze zullen winnen. Zie ook het kader “Kies nooit de te makkelijke tegenstander”.
De mindset die een sporter heeft, leer-mindset of resultaat-mindset, hangt sterk samen met ontwikkeling van technische vaardigheden en het boeken van vooruitgang. In een analyse van meer dan 200 studies naar deze mindset blijkt dat een leer-mindset positief samenhangt met ontwikkeling en progressie, terwijl een resultaat-mindset neutraal is of zelfs negatief samenhangt met deze factoren.
Dus hoe zorg je nu voor een leerklimaat binnen een team of op een vereniging? Het gedrag van zogenaamde key players, belangrijke sporters of rolmodellen, coaches en invloedrijke mensen op de vereniging is bepalend voor waar sporters zich op focussen. Het benadrukken van inzet, verbeteren van technische vaardigheden en persoonlijke vooruitgang in woorden en daden is erg belangrijk. Het TARGET model geeft duidelijke en toepasbare richtlijnen voor hoe te focussen op leren in plaats van resultaat.
Een gezond en veilig sportklimaat is iets wat we allemaal willen voor onszelf en onze kinderen, maar waar zit dat ‘m precies in? Hoe kunnen we zien of een klimaat gunstig is voor de sporter of niet? De sportwetenschap heeft antwoorden en biedt een blauwdruk voor hoe met elkaar om te gaan.
Als we het hebben over het sportklimaat gaat het niet alleen over het klimaat in het team of de trainingsgroep. Dit gaat veel verder, namelijk ook naar het klimaat die er heerst op de vereniging zelf en uiteraard de persoonlijke leefomgeving en het gezin van de sporter. Er zijn twee soorten klimaat: een leerklimaat en een prestatieklimaat. Deze twee soorten klimaat zijn afgeleid van de mindset die een sporter heeft, maar dus ook die een trainer of club of ouder kan hebben. Wil je weten hoe het precies zit met mindset? Lees dan hier verder.
In een leerklimaat ligt de focus op het leren van vaardigheden en op progressie van het individu. Je vergelijkt je prestaties met eigen prestaties in het verleden en leren staat centraal. Elke sporter is bezig met het verbeteren van vaardigheden, kracht, uithoudingsvermogen, et cetera. Hierbij is het belangrijk dat de sporter fouten mag maken en daar van kan leren. Daarnaast erkent de sporter, het team en de coach dat iedereen eigen talenten heeft en eigen aspecten van de prestaties die minder zijn.
In een resultaatklimaat ligt de focus op beter presteren dan anderen en sporters die het beste zijn krijgen de meeste aandacht. Sporters vergelijken zich met elkaar en er is veel onderlinge competitie. In een resultaatklimaat is het maken van fouten gevaarlijk, daar kun je immers op afgerekend worden. Het uiteindelijke resultaat is het belangrijkste en dit kan ertoe leiden dat de gedachte heerst: “alles mag om te winnen”. Onsportief gedrag, gebruik van verboden middelen en ongezond eetgedrag zijn allemaal gerelateerd aan een resultaatklimaat. Ook kan dit klimaat ertoe leiden dat sporters opgeven als ze denken dat ze toch niet kunnen winnen, of juist altijd te makkelijke tegenstanders kiezen zodat ze zeker weten dat ze zullen winnen. Zie ook het kader “Kies nooit de te makkelijke tegenstander”.
De mindset die een sporter heeft, leer-mindset of resultaat-mindset, hangt sterk samen met ontwikkeling van technische vaardigheden en het boeken van vooruitgang. In een analyse van meer dan 200 studies naar deze mindset blijkt dat een leer-mindset positief samenhangt met ontwikkeling en progressie, terwijl een resultaat-mindset neutraal is of zelfs negatief samenhangt met deze factoren.
Dus hoe zorg je nu voor een leerklimaat binnen een team of op een vereniging? Het gedrag van zogenaamde key players, belangrijke sporters of rolmodellen, coaches en invloedrijke mensen op de vereniging is bepalend voor waar sporters zich op focussen. Het benadrukken van inzet, verbeteren van technische vaardigheden en persoonlijke vooruitgang in woorden en daden is erg belangrijk. Het TARGET model geeft duidelijke en toepasbare richtlijnen voor hoe te focussen op leren in plaats van resultaat.
TARGET model
T: task (taak). Geef in een training of gedurende een jaar een verscheidenheid aan taken, zodat er verschillende mogelijkheden zijn voor alle sporters om uit te blinken. Focus dus bijvoorbeeld op verschillende technische vaardigheden, naast kracht en conditie. A: authority (autonomie). Geef sporters de mogelijkheid om mee te denken over beslissingen. Hierdoor worden ze gedwongen na te denken over gevolgen van deze keuzes en voelen ze meer autonomie. Waarom autonomie belangrijk is lees je hier. R: recognition (erkenning). Een prestatie wordt gewaardeerd als er sprake is van persoonlijke vooruitgang. G: grouping (groepsvorming). Maak groepen bestaande uit sporters van verschillend niveau. E: evaluation (evalueren). Baseer evaluaties op het verbeteren van technische vaardigheden en persoonlijke progressie. T: tme (omgaan met tijd). Hoeveel tijd iemand krijgt is afhankelijk van het niveau, zodat sporters die minder goed zijn meer tijd krijgen om iets te leren. |
Kies nooit de te makkelijke tegenstander
Lage team spirit door tegenvallende resultaten? Dit los je niet op door tegen een makkelijke tegenstander te spelen! Dat komt omdat je met een winst op een makkelijke tegenstander niks doet aan het zelfvertrouwen van je team of sporters. Ze weten immers van tevoren dat ze van deze tegenstander kunnen winnen. En het zelfvertrouwen zakt al helemaal naar een dieptepunt als ze van die makkelijke tegenstander verliezen. Door tegen een makkelijke tegenstander te spelen blijf je focussen op het resultaat, en de combinatie laag zelfvertrouwen en focus op resultaat is gevaarlijk! Laag zelfvertrouwen bij een sporter betekent dat hij of zij zichzelf niet bekwaam genoeg vindt. “Ik kan niet doen wat er van me wordt gevraagd, de lat ligt te hoog”. Als het tegen zit in een seizoen, is het veel beter om met alles wat je doet te focussen op progressie van de sporter en van het team. Meet vaardigheden, kracht en conditie en niet resultaten ten opzichte van anderen. Een sporter kan altijd wat aan zichzelf verbeteren en vooruitgang boeken geeft een sporter weer het gevoel dat hij of zij wél wat kan. Zelfvertrouwen gaat weer omhoog en jullie kunnen er weer tegen aan! |